duw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: duw (hulp, bestand)
- IPA: /dyu̯/
Woordafbreking
- duw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duw | duwen |
verkleinwoord | duwtje | duwtjes |
Zelfstandig naamwoord
de duw m
- een zet, een stoot
- Hij gaf de auto een harde duw, zodat die weer op de weg kwam.
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- iemand een duw geven
iemand duwen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
duwen |
duw
Gangbaarheid
- Het woord duw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "duw" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.