eenbenig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eenbenig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • een·be·nig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van een en been met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen eenbenig
verbogen eenbenige
partitief eenbenigs

Bijvoeglijk naamwoord

eenbenig [1]

  1. slechts over één been beschikkend
  2. slechts met één been goed overweg kunnen
Afgeleide begrippen
  • eenbenigheid

Gangbaarheid

  • Het woord eenbenig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.