eenkennig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eenkennig    (hulp, bestand)
  • IPA: /eŋˈkɛnəx/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • een·ken·nig
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstellende afleiding van  een ht  en de stam van kennen met het achtervoegsel -ig, letterlijk: alsof je maar één persoon wil kennen; in de betekenis van ‘verlegen’ voor het eerst aangetroffen in 1611 [1] [2] [3]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen eenkennigeenkennigereenkennigst
verbogen eenkennigeeenkennigereeenkennigste
partitief eenkennigseenkennigers-

Bijvoeglijk naamwoord

eenkennig

  1. bang voor vreemden, contact met onbekenden vermijdend
    • Het eenkennige kind ging achter de gordijnen staan toen er bezoek kwam, maar ontdooide snel toen de taart op tafel kwam. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • eenkennigheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord eenkennig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
62 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.