eenogig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eenogig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • een·ogig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van een en oog met het achtervoegsel -ig.
stellend
onverbogen eenogig
verbogen eenogige
partitief eenogigs

Bijvoeglijk naamwoord

eenogig

  1. in het bezit van (slechts) één oog
    • Op straat zwerft een manke, eenogige hond. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord eenogig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.