eggen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eggen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • eg·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
eggen
egde
geëgd
zwak -d volledig

Werkwoord

eggen

  1. overgankelijk (landbouw) de grond bewerken met een eg, waarbij kleine geultjes gemaakt worden om daarna te zaaien
    • Het land wordt morgen geëgd. 

Zelfstandig naamwoord

deeggenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord eg
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord egge

Gangbaarheid

  • Het woord eggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
70 %van de Nederlanders;
71 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.