ellens
Niet te verwarren met: Ellens |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ellens (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑuslɑutə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- el·lens
Woordherkomst en -opbouw
- alleen meervoud, (verkorting) van tienellens of twaalfellens, ruw Noors hout van 10 of 12 el lang [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | ellens |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de ellens mv
- ruw bewerkte lange stukken hout uit Scandinavië
- ⧖ Zondag, den 27 Februarij, verloren wij de kruissteng, waardoor wij ook onze arme Grietje van Dijk, een zeil aldus genaamd, verloren. Dat waren de gevolgen van dun bewerkte, en van gemeen jufferhout, of ellens gemaakte stengen. [3]
Afgeleide begrippen
- paalellens
Gangbaarheid
- Het woord ellens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ellens" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
9 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ ellens op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Teenstra, M.D. (ed. F.C.L. Bosman)De vruchten mijner werkzaamheden. (1943; ms. 1828/30) Die Van Riebeeck-vereniging, Kaapstad; geraadpleegd 2019-09-21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.