emaneren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  emaneren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ema·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
emaneren
emaneerde
geëmaneerd
zwak -d volledig

Werkwoord

emaneren [2]

  1. voortvloeien, voortkomen uit
  2. uitstralen, uitstoten
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord emaneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
29 %van de Nederlanders;
48 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.