enkelvoudig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  enkelvoudig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • en·kel·vou·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen enkelvoudig
verbogen enkelvoudige
partitief enkelvoudigs

Bijvoeglijk naamwoord

enkelvoudig

  1. Slechts uit één mens, dier of ding bestaand.
    • Bij een enkelvoudige breuk is er maar één breukvlak 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord enkelvoudig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.