epicurist

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  epicurist    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌepikyˈrɪst/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • epi·cu·rist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord epicurist epicuristen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deepicuristm

  1. (filosofie) volgeling van Epicurus, die leerde dat het geluk van personen het hoogste goed in het menselijk leven is
     Ik zou meer in het verborgene willen gaan leven. ‘Lathe biosas’, zeiden de epicuristen. Leef onopvallend.[3]
  2. genotzuchtig persoon
     De naam van Oskar Lafontaine - sociaal-democraat en bovendien epicurist - kwam natuurlijk ook voor. Want die houdt zeer van dames, hij is ook al voor de derde keer getrouwd.[4]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord epicurist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. epicurist op website: Etymologiebank.nl
  3. Weblink bron
    Birgit Kooijman
    “Mijn werk deugt, maar mijn leven is niet echt gelukt” (12 juli 2014) op nrc.nl
  4. Weblink bron
    J.M. Bik
    “Duitsland; Eros in Bonn: opgebakken trivialiteit, maar toch..” (24 februari 1996) op nrc.nl
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.