estafetteploeg
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: estafetteploeg (hulp, bestand)
Woordafbreking
- es·ta·fet·te·ploeg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van estafette zn en ploeg zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | estafetteploeg | estafetteploegen |
verkleinwoord | estafetteploegje | estafetteploegjes |
Zelfstandig naamwoord
de estafetteploeg v / m
- (sport) team sporters die samen in een wedstrijd optreden waarbij ieder lid een deel van de af te leggen afstand voor zijn of haar rekening neemt
Gangbaarheid
- Het woord estafetteploeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron NOS Sport“Fraser-Pryce (35) heeft geen last van slijtage: vijfde wereldtitel op 100 m” (Maandag 18 juli, 08:21), NOS
- ↑ Weblink bron NOS Sport“Zilveren estafetteploeg: 'We zijn echt een goed team'” (Zaterdag 16 juli, 07:14), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.