experimenteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  experimenteren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ex·pe·ri·men·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘een proef nemen’ voor het eerst aangetroffen in 1546 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse expérimenter (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
experimenteren
experimenteerde
geëxperimenteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

experimenteren

  1. inergatief iets uitproberen, een proef nemen, een experiment uitvoeren
    • Deze wetenschapper heeft weleens geëxperimenteerd met de hersenen van fruitvliegjes, maar die bleken toch net wat te klein te zijn om mee te werken. 
     Dit keer rookte ik twee dikke joints achter elkaar in de hoop eindelijk te ontdekken waar de magie zat. Het effect was echter dat ik binnen een paar minuten geheel knock-out in slaap viel. Pas na vier dagen uitgebreid experimenteren begon ik het eindelijk door te krijgen en wandelde vervolgens zo high als een kanarie door de bergen.[3]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • experimenteerperiode
  • experimenteerruimte
  • experimenteerschool
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord experimenteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.