extremo

Spaans

Uitspraak

IPA: /eks'tɾe.mo/

Woordafbreking
  • ex·tre·mo
enkelvoud meervoud
extremo extremos

Zelfstandig naamwoord

extremo m

  1. uiteinde, uiterste, einde (van een punt)
  2. toppunt
  3. kwestie

Bijvoeglijk naamwoord

extremo

  enkelvoud meervoud
mannelijk extremo extremos
vrouwelijk extrema extremas
  1. uiterst, extreem, vergaand
  2. buitengewoon, ongemeen, hevig
  3. overdadig, overdreven, overmatig
  4. verst verwijderd
  5. verschillend, uiteenlopend, ongelijksoortig

Werkwoord

vervoeging van
extremar

extremo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van extremar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.