feestgevoel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  feestgevoel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • feest·ge·voel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord feestgevoel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetfeestgevoelo

  1. de vrolijke, opgewekte stemming die heerst tijdens een bijeenkomst naar aanleiding van een heugelijke gebeurtenis
     Volgens de 59-jarige Joling is de kracht inderdaad het feestgevoel. "Het is een soort Koningsdag. Mensen kunnen zich verkleden, weten al een paar weken van tevoren wat ze gaan aandoen. Ze komen met bussen uit het hele land: Limburg, Groningen, Friesland. Wij denken ook weleens: hoe is dat mogelijk na al die jaren?"[1]
     "Vorig jaar stond ik een leuk feestje te vieren om die trui, dat zou ik nu natuurlijk ook moeten doen. Ik baal er wel een beetje van dat ik het feestgevoel niet heb."[2]

Gangbaarheid

  • Het woord feestgevoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “'Bij de Toppers staat de minister-president naast een bakker'” (Vrijdag 31 mei 2019, 16:40), NOS
  2. Weblink bron “Van Vleuten zoekt thuis op de bank naar een lichtpuntje” (Woensdag 3 oktober 2018, 06:15), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.