feesthoed
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: feesthoed (hulp, bestand)
Woordafbreking
- feest·hoed
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van feest zn en hoed zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | feesthoed | feesthoeden |
verkleinwoord | feesthoedje | feesthoedjes |
Zelfstandig naamwoord
de feesthoed m
Gangbaarheid
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "feesthoed" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 06 jan. 2016
- ↑ de Telegraaf 14 aug. 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.