filer

Niet te verwarren met: vieler

Deens

Woordafbreking
  • fi·ler

Werkwoord

filer

  1. gebiedende wijs van filere

Zelfstandig naamwoord

filer, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van fil

Zelfstandig naamwoord

filer, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van file

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  filer    (hulp, bestand)
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
filer
filais
filé
eerste groep volledig

Werkwoord

filer

  1. (een draad) spinnen
  2. (figuurlijk) (iets) op touw zetten
  3. (spreektaal) ervandoor gaan, 'm peren, 'm smeren, wegwezen, zich uit de voeten maken
    «Déjà deux heures? Faut que je file
    Is het al twee uur? Ik moet ervandoor! [1]
  4. (spreektaal) geven
    «Les clients ne filent plus de pourboires de nos jours.»
    Klanten geven tegenwoordig geen fooi meer. [1]
  5. (spreektaal) slaan [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.