fixeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fixeren    (hulp, bestand)
  • IPA: /fɪkˈserə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • fixe·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • ww: afgeleid van het Franse fixer (met het achtervoegsel -eren), in de betekenis van ‘vastmaken, vastleggen’ voor het eerst aangetroffen in 1485 [1][2][3]
  • zn:  fixeer zn  met de uitgang -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fixeren
fixeerde
gefixeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

fixeren

  1. overgankelijk de blik onafwendbaar op iets richten
    • Hij fixeerde zijn blik op de secondewijzer van de klok. 
  2. (fotografie) overgankelijk een ontwikkeld fotografisch beeld vastleggen door een behandeling met bijvoorbeeld een thiosulfaatoplossing
    • Deze foto is niet goed gefixeerd en verkleurt daarom. 
  3. inergatief de gedachten alsmaar om een bepaalde zaak laten draaien
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fixeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.