fix

Uitspraak

• Geluid:  fix    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• fix

_{Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord}

Zelfstandig naamwoord

de fix m

1. (informeel) injectie waarbij harddrugs in de ader worden gespoten

Werkwoord

fix

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fixen
   

   • Ik fix. 

2. gebiedende wijs van fixen
   

   • Fix! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fixen
   

   • Fix je? 

Gangbaarheid

• Het woord fix staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Woordafbreking

• fix

Bijvoeglijk naamwoord

fix

1. vast, star
2. kort, snel

Werkwoord

fix

1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs van fixen

Uitspraak

• Geluid:  fix (VS)    (hulp, bestand)

Werkwoord

fix

1. vastmaken, vastzetten, fixeren
2. installeren, plaatsen
3. thuisbrengen, plaatsen
4. vastleggen
5. repareren
6. opknappen
7. regelen
8. omkopen
9. inspuiten
10. vervalsen
11. assimileren
12. fiksen

Uitspraak

• IPA: /fɪks/

Woordafbreking

• fix

Zelfstandig naamwoord

fix monbezield

1. (teken- en schrijfmateriaal)(spreektaal) viltstift; een pen met een poreuze kern die bestaat uit samengedrukte vezels en met inkt doordrenkt wordt

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)