flapper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  flapper    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • flap·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord flapper flappers
verkleinwoord flappertje flappertjes

Zelfstandig naamwoord

deflapperm

  1. iets of iemand dat of die flapt
  2. ganzenvanger
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
flapperen

flapper

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flapperen
    • Ik flapper. 
  2. gebiedende wijs van flapperen
    • Flapper! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flapperen
    • Flapper je? 

Gangbaarheid

  • Het woord flapper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
77 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.