fluisteraar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fluisteraar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fluis·te·raar
Woordherkomst en -opbouw

Naamwoord van handeling van fluisteren met het achtervoegsel -aar

enkelvoud meervoud
naamwoord fluisteraar fluisteraars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

defluisteraarm

  1. iemand die zachtjes praat
    •  
  2. iemand die iets of iemand zo goed begrijpt en aanvoelt dat hij zelfs met fluisteren nog de baas is
    • De paardenfluisteraar had geen zweepje nodig om het wilde paard te kunnen temmen. 
    • Een vrouwenfluisteraar kan makkelijk vrouwen versieren. 

Gangbaarheid

  • Het woord fluisteraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.