focusgroep
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: focusgroep (hulp, bestand)
Woordafbreking
- fo·cus·groep
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van focus zn en groep zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | focusgroep | focusgroepen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de focusgroep v / m
- kleine groep mensen waaraan men op een gestructureerde wijze een bepaalde kwestie voorlegt
- ▸ De RVD laat onderzoekers jaarlijks een kleine groep mensen, ook wel een focusgroep genoemd, vragen hoe zij naar het koningshuis kijken. Dit jaar was de RVD vooral benieuwd hoe de rol van het koningshuis in de pandemie wordt gezien.[2]
- ▸ De aanleiding om voorlopig af te zien van harde acties is een nieuw plan om de stikstofcrisis op een alternatieve manier aan te pakken. Initiatiefnemers zijn de emeritus-hoogleraren Han Lindeboom en Johan Sanders, die door boeren 'stikstofprofessoren' worden genoemd. Ze maken deel uit van de Focusgroep Stikstof, een voorheen met D66 verbonden werkgroep.[3]
Synoniemen
- klankbordgroep, voorleggroep
Gangbaarheid
- Het woord focusgroep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ focusgroep op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “'Koningshuis tijdens pandemie niet sterk uit de verf gekomen'” (22 december 2021), NOS
- ↑ Weblink bron “Farmers Defence Force ziet af van harde acties 'als blijk van goede wil'” (12 augustus 2022), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.