fractuur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fractuur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • frac·tuur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘breuk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1560 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord fractuur fracturen
verkleinwoord fractuurtje fractuurtjes

Zelfstandig naamwoord

defractuurv

  1. (medisch) een botbreuk
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fractuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.