frik

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  frik    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • frik
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘schoolmeester’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1914 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord frik frikken
verkleinwoord frikje frikjes

Zelfstandig naamwoord

defrikm

  1. (onderwijs) een bekrompen schoolmeester
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord frik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
51 %van de Nederlanders;
24 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.