front

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  front    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • front
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorzijde’ voor het eerst aangetroffen in 1683 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord front fronten
verkleinwoord frontje frontjes

Zelfstandig naamwoord

hetfronto [3]

  1. voorkant, voorzijde
  2. (militair) voorste gevechtslinie van een leger in een oorlog, frontlinie
  3. (meteorologie) de begrenzing tussen twee luchtmassa's met een andere temperatuur
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord front staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Catalaans

enkelvoud meervoud
front fronts

Zelfstandig naamwoord

front m

  1. (anatomie) voorhoofd

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  front (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /fɹʌnt/
enkelvoud meervoud
front fronts

Zelfstandig naamwoord

front

  1. voorkant, voorzijde

Frans

Uitspraak
  • IPA: /fʁɔ̃/
  • Geluid:  front    (hulp, bestand)
  • IPA:
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  front     le front     fronts     les fronts  

Zelfstandig naamwoord

front m

  1. voorkant, voorzijde
  2. (anatomie) voorhoofd
  3. (militair) front [2]
  4. (meteorologie) front [3]

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /frɔnt/

Zelfstandig naamwoord

front

  1. genitief meervoud van fronta
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.