futselaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  futselaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fut·se·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord futselaar futselaars
verkleinwoord futselaartje futselaartjes

Zelfstandig naamwoord

defutselaarm

  1. prutser, knoeier, beunhaas

Gangbaarheid

  • Het woord futselaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
65 %van de Nederlanders;
60 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.