gaas
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gaas (hulp, bestand)
- IPA: /ɣas/
Woordafbreking
- gaas
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘luchtig weefsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1692 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gaas | gazen |
verkleinwoord | gaasje | gaasjes |
Zelfstandig naamwoord
het gaas o
- een uit dunne gevlochten metalen draadjes gemaakte mat
- Het kippenhok werd gemaakt van een houten geraamte bekleed met gaas.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- gaasachtig, gaasdoek, gaasjurk, gaaslinnen, gaasvleugelig, gaasvlieg, gaasvliegen, gaasweefsel
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord gaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gaas" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "gaas" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.