garantie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  garantie    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣaˈrɑn(t)si/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ɣa'rɑn(t)si/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ɣa'rɑnsi/
Woordafbreking
  • ga·ran·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord garantie garanties
verkleinwoord garantietje garantietjes

Zelfstandig naamwoord

degarantiev

  1. verklaring waarin men verklaart voor bepaalde gevolgen in te staan
    • Hij gaf hem de garantie dat alle schade vergoed zou worden. 
Hyponiemen
  • koersgarantie
  • kredietgarantie
  • kwaliteitsgarantie
  • laagsteprijsgarantie
  • nieuwwaardegarantie
  • overheidsgarantie
  • prijsgarantie
  • rentegarantie
  • servicegarantie
Afgeleide begrippen
  • garantiecontract
  • garantiefonds
  • garantiehouder
  • garantiehuur
  • garantiekaart
  • garantiekapitaal
  • garantiekrediet
  • garantieloon
  • garantiemachinist
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord garantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.