gastritis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gastritis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gas·tri·tis
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘ontsteking van maagslijmvlies’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
  • met het voorvoegsel gastr- en met het achtervoegsel -itis [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gastritis gastritissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

degastritisv

  1. (medisch) maagwandontsteking
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gastritis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
69 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.