geblaas

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geblaas    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·blaas
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van blazen met het voorvoegsel ge-.
enkelvoud meervoud
naamwoord geblaas geblazen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetgeblaaso

  1. het blazen op een muziekinstrument
    • Menigeen ergerde zich aan het geblaas op de vuvuzela's. 
  2. het bluffen, opscheppen
    • Het geblaas en gepoch was weer eens niet van de lucht. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord geblaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.