gedienstigheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gedienstigheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·dien·stig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gedienstigheid gedienstigheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

degedienstigheidv

  1. het bereid zijn om iemand diensten te verlenen; de neiging om dienstbaar te zijn
     Ernst en Thjum kweten zich op de plantenmarkt, zo goed en zo kwaad als het ging, nederig van hun taak, alsof ze allebei tegenover Malou iets in het reine te brengen hadden. Hun gedienstigheid was bijna te opzichtig.[2]
     La Tim ligt aan de drukke Herenstraat, in het centrum van Breukelen. Het is een komen en gaan bij de afhaal en het restaurant is goed bezet. Desondanks is een wuifje met de hand al voldoende om de gedienstigheid van onze ciderman te doen ontwaken.[3]
  2. handeling die getuigd van gedienstigheid
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gedienstigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
  3. Weblink bron “La Tim populair in Breukelen” (10-01-2017), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.