geef

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geef    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣef/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /χeːf/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣeːf/
Woordafbreking
  • geef
enkelvoud meervoud
naamwoord geef -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

degeefm

  1. te ~ (vrijwel) kosteloos
    • Dat is zo goedkoop, dat is te geef! 

Werkwoord

vervoeging van
geven

geef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geven
    • Ik geef. 
  2. gebiedende wijs van geven
    • Geef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geven
    • Geef je? 

Gangbaarheid

  • Het woord geef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.