geeuwen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geeuwen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣɪːwə(n)/
Woordafbreking
  • geeu·wen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gapen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
geeuwen
geeuwde
gegeeuwd
zwak -d volledig

Werkwoord

geeuwen

  1. inergatief onwillekeurig den mond opsperren en tevens diep inademen en weer uitademen
    • Als je iemand hebt zien geeuwen is er een kans van 55 procent dat jij binnen vijf minuten ook zal geeuwen. 
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

degeeuwenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord geeuw

Gangbaarheid

  • Het woord geeuwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.