gehorig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gehorig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·ho·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van gehoor met het achtervoegsel -ig
  • Naamwoord van handeling van horen met het voorvoegsel ge- en met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen gehoriggehorigergehorigst
verbogen gehorigegehorigeregehorigste
partitief gehorigsgehorigers-

Bijvoeglijk naamwoord

gehorig

  1. met slechte of niet functioneren geluidsisolatie zo dat je de geluiden uit andere kamers kunt horen
    • In het gehorige hotel kon je alle geluiden uit de buurkamers horen. 
Afgeleide begrippen
  • gehorigheid

Gangbaarheid

  • Het woord gehorig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.