gei

Niet te verwarren met: gij

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gei    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣɛi/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • gei
enkelvoud meervoud
naamwoord gei geien
verkleinwoord geitje geitjes

Zelfstandig naamwoord

degeiv/m

  1. (scheepvaart) een lopend touw waarmee men een zeil bijeenhaalt, inkort of gordt
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
geien

gei

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geien
    • Ik gei. 
  2. gebiedende wijs van geien
    • Gei! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geien
    • Gei je? 

Gangbaarheid

  • Het woord gei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
12 %van de Nederlanders;
15 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.