geluidloos

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geluidloos    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·luid·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen geluidloosgeluidlozergeluidloost
verbogen geluidlozegeluidlozeregeluidlooste
partitief geluidloosgeluidlozers-

Bijvoeglijk naamwoord

geluidloos

  1. zonder geluid te maken
    • De inbreker wist geluidloos het huis binnen te sluipen. 
    • Ze pruilt, barst uit in irrationele woede, of huilt geluidloos. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord geluidloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.