genaken
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: genaken (hulp, bestand)
- IPA: /ɣə'nakən/
Woordafbreking
- ge·na·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘naderen, ophanden zijn’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- afgeleid van naken met het voorvoegsel ge- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
genaken |
genaakte |
genaakt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
genaken
- overgankelijk dichterbij komen
- ▸ En niet kunnende tot Hem genaken, overmits de schare, ontdekten zij het dak, waar Hij was; en dat opgebroken hebbende, lieten zij het beddeken neder, daar de geraakte op lag.[3]
- overgankelijk het ophanden zijn van een gebeurtenis
Synoniemen
- [1]: naderen
Afgeleide begrippen
- genaakbaar, genaakgraaf
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord genaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "genaken" herkend door:
62 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "genaken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ genaken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Statenvertaling”, Marcus 2:4
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.