gepluk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gepluk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈplʏk/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ge·pluk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gepluk
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetgepluko

  1. het voortdurend met je vingers iets pakken en eraan trekken
    • Volgens Geenstijl was de verslaggever niet aan het uitlokken en stonden demonstranten de cameraploeg op te wachten. 'Dat gepluk aan onze camera zijn we onderhand kotsbeu.' [1] 
    • Ina Zweep komt net als Geert uit de streek Westerwolde. Het was haar idee de Vrouw zoekt Boer Tour te boeken voor het bedrijfsuitje. ,,Toen Boer zoekt Vrouw werd uitgezonden, had ik soms toch wel wat plaatsvervangende schaamte bij Geert. Al dat drukke gedoe en het gepluk aan die vrouwen die bij hem logeerden... [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord gepluk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.