gerij

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gerij    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gerij
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetgerijo

  1. het aanhoudend of voortdurend rijden
  2. rijtuig
     "Het is voor de koetseigenaren meer een instructiemoment. Welke aanpassingen kunnen zij integreren om het geheel zo passend mogelijk te krijgen. Voor de Nederlandse Vereniging Traditioneel Gerij is de jurering belangrijk voor het waarborgen van de historie."[2]
     Engelbertink, zelf liefhebber van de mensport, met name van het authentiek gerij, wordt in de loop van dit jaar 65 en vond in de Lemerij een goede overnamepartner. Hij blijft betrokken bij het bedrijf.[3]

Gangbaarheid

  • Het woord gerij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
65 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Jury teleurgesteld bij Eschrit Tubbergen” (28-07-2013), Tubantia
  3. Weblink bron “De Lemerij koopt koetsenhandel” (09-02-2014), Tubantia
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.