gewonemensentaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gewonemensentaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·wo·ne·men·sen·taal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gewonemensentaal gewonemensentalen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

degewonemensentaalv/m

  1. eenvoudig en helder taalgebruik, zodat ook eenvoudige mensen het kunnen begrijpen
     Maar wat kijkt u nou alsof u bang bent? Ik zeg u in gewonemensentaal: we moeten gaan.[1]
     Doeve: "Dat is mooie gewonemensentaal, misschien wel een beetje té veel een wervingstekst voor de pabo."[2]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord gewonemensentaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396
  2. Weblink bron
    Guus Dietvorst
    “De Troonrede: gewonemensentaal, maar ook gefoefel met 'maar' en 'toch'” (20-09-2017), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.