gewoontegetrouw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gewoontegetrouw (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ge·woon·te·ge·trouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gewoonte zn en getrouw bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gewoontegetrouw | gewoontegetrouwer | gewoontegetrouwst |
verbogen | gewoontegetrouwe | gewoontegetrouwere | gewoontegetrouwste |
partitief | gewoontegetrouws | gewoontegetrouwers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
gewoontegetrouw [1]
- volgens iemands gebruiken
- ▸ Nou dan, liefje, zei vorst Vasili, en hij pakte de hand van de freule en boog die gewoontegetrouw naar beneden.[2]
- ▸ In oktober maakte de kleinere verzekeraar DSW de zorgpremie al bekend; net als bij Menzis steeg die met 3,25 euro, waarmee de premie op 127,75 euro uitkomt. DSW was gewoontegetrouw de eerste verzekeraar die bekendmaakte hoe hoog de premie volgend jaar uitvalt.[3]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord gewoontegetrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Zorgpremies stijgen volgend jaar tussen de 3 en ruim 8 euro per maand” (VR 12 NOVEMBER 2021), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.