gijn

Niet te verwarren met: gein

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gijn    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣɛin/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • gijn
Woordherkomst en -opbouw
  • de meest gangbare opvatting is dat dit woord is ontleend aan het Engels  gin zn  "hijswerktuig" [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gijn gijnen
gijns
verkleinwoord gijntje gijntjes

Zelfstandig naamwoord

hetgijno

  1. (scheepvaart), (molenaarsambacht) takel voor zware lasten, hijswerktuig
     De zwaardere takels metmeerdere schijven worden gijns of jijns genoemd.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord gijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. gijn op website: Etymologiebank.nl
  3. Weblink bron
    Jan Coppens
    Jijnen en schietblokken in: De Utskoat, jrg. 20 nr. 80 (december 1995), Stichting De Fryske Mole & Vereniging Gild Fryske Mounders, Leeuwarden, p. 51
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.