gin
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gin (hulp, bestand)
Woordafbreking
- gin
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels. In de betekenis van ‘jeneverachtige drank’ (tevens hiermee etymologisch verwant) voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847. In de betekenis van ‘fizzcocktail met gin’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1974. [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gin | gins |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de gin m
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord gin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gin" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "gin" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gin op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
- Geluid: gin (VS) (hulp, bestand)
- IPA:
enkelvoud | meervoud |
---|---|
gin | gins |
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
[A] gin
[B] gin
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.