gissen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gissen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gis·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘raden’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
  • Afkomstig uit de scheepvaart. Door het werpen van een stuk hout in water bij de boeg en tellen hoeveel seconden het langs het achterschip drijft, kon bij benadering de snelheid worden bepaald.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gissen
giste
gegist
zwak -t volledig

Werkwoord

gissen

  1. een vermoeden uitspreken over iets
    • Meten is weten, gissen is missen. 
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

degissenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gis

Gangbaarheid

  • Het woord gissen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.