glaceren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  glaceren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gla·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met een gladde laag overdekken’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van het Franse glacer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
glaceren
glaceerde
geglaceerd
zwak -d volledig

Werkwoord

glaceren

  1. overgankelijk, (kookkunst) met een laag suiker bedekken en dan verhitten zodat de suiker glanzend wordt, kan ook gedaan worden met honing
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • glaceersel, glaceersuiker
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord glaceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.