globetrotter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  globetrotter    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɣlobəˌtrɔtər/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • glo·be·trot·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘wereldreiziger’ voor het eerst aangetroffen in 1903 [1]
  • uit het Engels afgeleid van globe en het Oudfranse troter (draven, lopen) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord globetrotter globetrotters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deglobetrotterm

  1. iemand die graag en veel reist
    • De bereikbaarheid van verre bestemmingen hebben van Pieter Spa en Koen Verklat en echtgenote nog geen kosmopolieten of globetrotters gemaakt.[3] 
    • Arts en globetrotter Floris van den Berg overwintert op de Zuidpool. Zijn missie: langdurig onderzoek doen onder extreme omstandigheden. Voor als het nog eens tot die bemande ruimtereis naar Mars komt.[4]  
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord globetrotter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.