grot
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: grot (hulp, bestand)
- IPA: /ɣrɔt/
Woordafbreking
- grot
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderaardse ruimte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1600 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grot | grotten |
verkleinwoord | grotje | grotjes |
Zelfstandig naamwoord
de grot v / m
- een onderaardse holte
- Er zijn oerschilderingen gevonden in de grot van Lascaux.
Hyponiemen
- druipsteengrot, gemeentegrot, ijsgrot, kalksteengrot, karstgrot, mergelgrot, smetgrot
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord grot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grot" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "grot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.