gruwel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gruwel (hulp, bestand)
- IPA: /ˈxrywəl/
Woordafbreking
- gru·wel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘afschuw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gruwel | gruwelen |
verkleinwoord | gruweltje | gruweltjes |
Zelfstandig naamwoord
de gruwel m
- (religie) wat afschuw opwekt
- Dit is een gruwel in de ogen van de Heer.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- gruweldaad, gruweldader, gruwelen, gruwelkamer, gruwelleer, gruwelstuk, gruwelverhaal, gruwelwater
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gruwelen |
gruwel
Gangbaarheid
- Het woord gruwel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gruwel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "gruwel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.