gunst

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gunst    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣʏnst/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /χɵnst/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣɵnst/
Woordafbreking
  • gunst
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘welwillendheid’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Naamwoord van handeling van gunnen met het achtervoegsel -st
enkelvoud meervoud
naamwoord gunst gunsten
verkleinwoord gunstje gunstjes

Zelfstandig naamwoord

degunstv

  1. vrijwillig iemand ter wille te zijn door het verlenen van een dienst of goed, zonder dat de ontvanger er recht op heeft of dat de gever er toe verplicht is
    • Wil je mij een gunst doen en mij even helpen? 
     Het was na al deze jaren nog steeds een gunst om hier alleen met haar te zitten, zo lang nadat hij in zijn jeugd heen en weer geworpen was tussen hoop en vrees. Niets had erop gewezen dat het mogelijk zou zijn.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Tussenwerpsel

  • (verouderd) uitdrukking van lichte verbazing met een ondertoon van verontschuldiging
    • Gunst, bent u speciaal voor mij gekomen?. 

Gangbaarheid

  • Het woord gunst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.