habit
Engels
Uitspraak
- VS (GA)
- Geluid: habit (hulp, bestand)
- IPA: /ˈhæbɪt/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
habit | habits |
Zelfstandig naamwoord
habit
- gewoonte
- «It is his habit to go for a walk in the morning.»
- Het is zijn gewoonte om 's morgens te gaan wandelen.
- «It is his habit to go for a walk in the morning.»
- verslaving
- «Cocaine is an expensive habit to have.»
- Cocaïne gebruiken is een dure gewoonte.
- «Cocaine is an expensive habit to have.»
- habijt
- (mineralogie). (kristallografie) habitus, geaardheid; de uiterlijke verschijningsvorm van een kristal
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.