haf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  haf    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • haf
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘strandmeer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1670 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord haf haffen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hethafo

  1. strandmeer
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord haf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
21 %van de Nederlanders;
19 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Welsh

enkelvoud meervoud
 haf   hafau 

Zelfstandig naamwoord

haf m

  1. zomer
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.