hangstuk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hangstuk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhɑŋstʏk/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • hang·stuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hangstuk hangstukken
verkleinwoord hangstukje hangstukjes

Zelfstandig naamwoord

hethangstuko

  1. (waterbeheer) zinkwerk dat op de oever ligt, en met een verankering vastgelegd is om de voorkomen dat het naar beneden glijdt
     Het eerste zinkstuk --deskundigen spreken hier liever van hangstuk-- is geplaatst tegen de Oostelijke helling van het gat, waar het nu al twee dagen aan alle zeestromingen blootstaat.[2]
Synoniemen
Holoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'hangstuk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron Noorderpier opnieuw aangetast (20-11-1952) in: Het Vaderland , jrg. 83 nr. 188, blz. 1, kol. 7
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.